Tantum ergo - Genitori (n°7) (Salut de Noël) (a capella)
Nota
Al in september 1858 vatte Benoit het plan op om een lof te componeren dat in de kerk van zijn geboortestad Harelbeke zou worden uitgevoerd, als compensatie voor de steun van de gemeenschap (letterlijk: en récompense du subside que la commune m’a accordé) (brief van 28/09/1858 vanuit Munchen aan zijn ouders).
Hieruit groeide in de volgende weken (zie ook de brief van 10/11/1858 uit Leipzig) het werk dat later, met toevoeging van het reeds vroeger gecomponeerde Kerstmis en Ave Maria, opus 1 als Salut de Noël zal betiteld worden. Naast het genoemde Ave Maria en het Ave Verum zijn de andere delen met orkestbegeleiding. Met uitzondering van Kerstmis, werd dit Salut de Noël in Harelbeke reeds uitgevoerd op 27/01/1859 en nogmaals te Kortrijk op woensdag 16 februari 1859. Volgens het verslag verschenen in de Guide Musical van 3 februari 1859 was het Un Salut pour voix mêlées, sans accompagnement. Hieruit zou blijken dat alle werken a capella werden uitgevoerd, tenzij de uitdrukking zonder begeleiding zou moeten geïnterpreteerd worden als zonder begeleiding van een orkest, maar eventueel wel met orgel. In het materiaal dat door Huys werd teruggevonden in het St.-Goedelefonds (thans in KBB) bevinden er zich twee identieke orgelpartijen in afschrift (waarschijnlijk van Joseph Fischer): 1) een partituur met opschrift P. Benoit Benédiction à grand orchestre – Orgue arrangé (met een catalogus-vermelding N°300, waarschijnlijk uit een klassement in St.-Goedele) 2) Orgue ad Libit. Bénédiction à 4 voix – Par Benoit.
Opmerkelijk is dat op het eerste van deze twee na het woordje arrangé blijkbaar een naam gestaan heeft (par Joseph Fischer) die echter werd weggenomen. Het tweede komt voor als een deel van het orkestmateriaal. Nog merkwaardiger is dat bij de geciteerde passage voor de onbegeleide basstemmen in deze orgelpartij een violoncelle obligé – Solo voorkomt. In de orkestversie is er geen orgel voorzien. In tegenstelling tot de andere delen van het Lof moest Fischer hier blijkbaar geen nieuwe orgelreductie samenstellen.
Uit dit alles menen we te mogen opmaken dat de uitvoeringen te Harelbeke en Kortrijk waarschijnlijk wel degelijk met orgel (en cello-solo) plaatsvonden.
Wat de uitvoering in de O.L.Vrouwekerk te Kortrijk betreft, deze vond plaats op woensdag 16 februari 1859 (en niet op 12 februari, zoals zowel Vandebuerie (p. 39) als Huys (p. 9) hebben vermeld) om 16.30 uur. Dit blijkt zowel uit een cirdulaire, o.m. getekend door arrondissementscommissaris Hendrik Conscience, Vanderghinste père en P. Vandewiele, verschenen in L’Union de Courtrai van 11/02/1859, als uit een bespreking in L’Echo de Courtrai van 20/02/1859. (LL)