La sentinnelle avancée
Nota
1. In Pazdirek (vol. I, p. 939-940) worden onder de naam P. Benoit in alfabetische volgorde zeven melodieën opgesomd als uitgegeven bij Bigot: Les Fleurs de l’hyménée, La folle des falaises, Prends l’essor ma colombe, Le Rêve des vingt ans, La sentinnelle avancée, La soeur hospitalière en Les tombes sous les fleurs. Het zijn waarschijnlijk zeer korte stukjes gezien de opgegeven prijs van elk 30 centimes, voor zangstem zonder begeleiding (Ch.s. = chant seul). M.a.w. het zijn zogeten monodieën. Een tekstdichter wordt er niet bij vermeld.
Merkwaardig is dat in het handboek van Pazdirek een BENOIT, P. (zonder data) en een BENOIT, Peter Léonard Léopold (1834-1901) afzonderlijk worden vermeld. In beide gevallen gaat het over dezelfde auteur en er moet aan toegevoegd worden dat alle andere uitgaven die Pazdirek onder de beide trefwoorden vernoemt, zeer goed thuis te brengen zijn. Dit laat op het eerste gezicht vermoeden dat ook deze stukken van Benoits hand waren en dat ze alleszins moeten bestaan of bestaan hebben. Toch stellen zij zoveel problemen dat aan hun authenticiteit kan getwijfeld worden.
2. Vooreerst worden deze melodieën nergens opgegeven in de oudere literatuur. Dit is op zichzelf geen argument contra daar Benoit na zijn bekering tot het flamingantisme zijn werken op Franse teksten verdonkeremaande.
Corbet, p. 521, nam ze, hoogstwaarschijnlijk voortgaande op Pazdirek (die hij nochtans niet vermeldt), op in zijn Lijst der Werken van Benoit en wel onder de niet te dateren werken als volgt: Mélodies (Fleurs d’Hymenée, Folles des Falaises enz. – ong. 1860). Uitg. Bigot, Paris.
3. Geen enkele door ons geraadpleegde bibliotheek blijkt deze stukken te bezitten, zelfs niet de BNF, waar nochtans het wettelijk dépot reeds bestond.
4. Devriès-Lesure, p. 54, vermelden als enige Parijse uitgever van die naam zekere François Bigot (Louvres, Eure 1842 – Cannes 1926), met als adres van de uitgeverij: 157, rue du Temple. Deze Bigot sloot zich in 1880 aan bij de Franse vereniging voor auteursrechten SACEM en schijnt rond die datum zijn uitgeversactiviteiten te hebben aangevat. Het vroegste teruggevonden uitgeversnummer situeren Devriès-Lesure in 1881. Bigot, die als firmanaam A la chanson populaire koos, legde een repertoire aan van chansons en romances. Hij was in de sector actief tot rond 1900 en zijn fonds werd in 1902 verkocht aan de uitgever Marvis. Ook Raoul Pitou (°1853) kocht enkele loten met chansons van Bigot over. Genoemde François Bigot, meer dan acht jaar jonger dan Benoit, was in 1860 dus nog maar 18 jaar en derhalve nog minderjarig. De opmerking van Corbet (ong. 1860) kan dus wat de uitgave betreft, bezwaarlijk juist zijn.
Het is best mogelijk dat Benoit zich reeds rond dat tijdstip aan monodieën gewaagd heeft, een genre waarin hij herhaaldelijk experimenteerde, maar op Franse teksten heeft hij na 1867 niet meer geschreven. Eventueel kunnen de stukken dus wel in zijn Parijse tijd of kort daarna door hem gecomponeerd zijn en slechts veel later, namelijk na 1880, door Bigot zijn uitgegeven, die ze op een of andere manier in handen kreeg. Toch zijn dit alles veronderstellingen die voorlopig met geen documenten kunnen gestaafd worden. (LL)