Le papillon (Douze pensées naïves n°11)
Nota
1. De bundel Douze Pensées naïves, gedeponeerd bij Schott Frères te Brussel in 1855, is vermoedelijk pas medio 1856 effectief verschenen, als tweede in druk gepubliceerde compositie van Benoit. Nochtans dagtekent zij al van einde 1854. Volgende passages uit de brieven van Benoit aan zijn ouders illustreren dit:
- Brief van 03/11/1854 betreffende de Guirlande lyrique (nummers 36 tot 41):
Les mélodies (6) sous le titre de Guirlande lyrique Op. 1 par Benoit viennent de paraître … Les mélodies dans lesquelles se trouve la dédicace faite à M. Vandenbroucke ne paraîtront que dans quelques semaines. Alors je réunirai les 12 mélodies et je les lui enverrai.
Hieruit blijkt dus dat de 12 melodieën die de Pensées naïves vormen, reeds op die datum bestonden. Bij de opdrachten is er echter geen Vandenbroucke meer te bespeuren. Het zal bovendien meer dan een jaar duren eer Schott tot de uitgave besluit.
- Brief van 30/10/1855: J’espère plus tard faire quelques bonnes affaires avec la maison Schott, concernant les musiques que je compose.
- Brief van 12/11/1855: Il y a un statu quo dans le commerce musical. M. Schott m’a dit qu’il ne pourra pas m’acheter de la nouvelle musique avant trois mois, mais il est bien probable qu’il en ait besoin.
- Brief van 31/12/1855: Douze nouvelles compositions vont paraître chez Schott. J’attends de dédier à mon cher père que j’ai fait un morceau de plus grande importance.
- Brief van 26/06/1856: … Je vous envoie mes nouvelles mélodies.
Nochtans vermeldt de Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique, 1855 (N° de décembre, N°114 de la bibliographie musicale) reeds de Album de la jeunesse, douze pensées naïves avec accompagnement de piano, met de titels, auteur : M. *** P. Benoit, en de plaatnummers 160 tot en met 171.
2. De tekstdichter staat niet vermeld. Enkel N°10 vermeldt uitdrukkelijk Clément Michaels fils. Wellicht is deze laatste, die immers ook de tekst geleverd had voor de Guirlande lyrique, eveneens de auteur van deze bundel.
3. Er is enkel een afzonderlijke paginering per lied.
4. De algemene opdracht aan de Communautés religieuses de Belgique, die wel eigenaardig voorkomt, staat enkel vermeld op het titelblad, dus bij de eerste uitgave.
5. Edmond Wolfcarius, aan wie het lied werd opgedragen, staat vermeld in een brief van augustus 1855 die Benoit aan zijn ouders schreef: Je n’ai pas encore eu de nouvelles d’Edmond Wolfcarius ou plûtot de mon concert. Vandebuerie (p. 32) vermeldt dat het gaat om een concert dat Benoit organiseerde te Harelbeke, maar geeft hierover verder geen bijzonderheden. De vraag is of het heeft plaatsgevonden en of het eventueel niet gepland was te Kortrijk. Edmond Wolfcarius was immers de zoon van de Kortrijkse vrederechter Marcelin Louis Wolfcarius die overleden was op 30 mei 1854 (zie Vandebuerie p. 12, die vermeldt dat twee tantes van Benoit, Rosalie en Anna Justina, als meid bij hem in dienst waren). Over deze laatste lezen wij in een andere brief, die verder niet precies gedateerd is, maar die dus zeker in begin juni 1854 moet geplaatst worden: Je ne saurais vous dire quelle pénible impression a produit sur moi la nouvelle de la mort de M. Wolfcarius. J’ai de a peine à me le persuader, tellement il me semble impossible de croire que M. le juge n’est plus. Cela me fait une impression q’autant plus grande que M. Wolfcarius est la première personne que meurt de celles que j’ai particulièrement connues et surtout de celles que j’affectionne et respecte particulièrement.
Vandebuerie (p. 24) vermeldt eveneens dat Marcelin Wolfcarius regelmatig steun verleende bij de studies van Benoit.
Edmond Wolfcarius overleed tijdens het verblijf van Benoit in Duitsland. In zijn brief van 18/08/1858 vanuit Berlijn aan zijn ouders schreef hij: J’ai appris la mort d’Edmond Wolcarius par Constant: ce douloureux événement m’a profondément affligé: Edmond était mon meilleur ami et j’aurai un éternel regret de ne pas m’être trouvé à son lit de mort. (LL)