De vriendschap
Ontmoedigd zucht de wandelaar: "De regen wacht niet langer.
Zie, wolken drinken op elkaar, van zwarte vlagen zwanger."
Maar daar schiet er een straal uit de hemel,
een zonenstraal helder en blij.
Ze boort door het wolkengewemel.
De wandelaar juicht: "'t Is voorbij!"
O zonnegloed, wat doet gij goed, o zonnegloed!
O zonnegloed, wat doet gij goed, o zonnegloed!
De studax op zijn boeken ligt, met bleekgeblokte kaken.
Het schemert al voor zijn gezicht, hoe ooit erdoor geraken!
Maar daar hoort hij een stem in de verte,
een stemme gekend en bemind.
Verfrist is zijn geest en zijn herte
verjongd bij het woord van een vriend!
O vriendengroet, wat doet gij goed, o vriendengroet.
O vriendengroet, wat doet gij goed, o vriendengroet.
De jong'ling, op zijn levensbaan, ontstel dbij d'eerst' ontgooch'ling:
"'k Zocht ed'le drift en vrome daân, 'k vond enkel schimp en looch'ning.
Maar daar treft hij zijn vrienden, de Vlamen,
de mannen gereed voor de strijd.
Ze lachen en zingen tezamen
van "Leve de Kerels altijd!"
O vriendenvreugd, wat doet gij deugd, o vriendenvreugd!
O vriendenvreugd, wat doet gij deugd, o vriendenvreugd!
De man, belaân met burgerlast, zucht dikwijls diep en innig:
"Hoeveel, aan eigen voordeel vast, zijn trouw nog en rechtzinnig?"
Maar daar spreekt hem een vriend toe, zijn beste,
verlicht hem de last des gemoeds:
"Kloek aan, vriend, beloning is 't leste,
kloek aan op de wegen des goeds!"
O vriendentroost, o licht in 't oost, o vriendentroost!
O vriendentroost, o licht in 't oost, o vriendentroost!
De grijsaard zag zijn vrienden al vermind'ren en verdwijnen:
"Hoe donker wordt mijn tranendal; geen zon en komt er schijnen!"
Maar "Doe open," zo roept één, "geen kermen,
ik ben het, uw vriend van weleer!"
En d'oudjes elkander omermen en wenen en danken de Heer!
O vriendschap zoet, gegroet, gegroet, o vrienschap zoet!
O vriendschap zoet, gegroet, gegroet, o vrienschap zoet!
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates