Des winters als het regent
Volkslied, 16e eeuw
Des winters als het regent, dan zijn de paadjes diep, ja diep,
dan komt dat loze vissertje vissen al in dat riet.
Met zijne rijfstok, met zijne strijkstok,
met zijne lapzak, met zijne knapzak,
met zijne leren, van dirre dom dere,
met zijne leren laarsjes aan.
Dat loze molenarinnetje ging in haar deurtje staan, ja staan,
omdat het aardig vissertje voorbij haar henen zou gaan.
Met zijne rijfstok, met zijne strijkstok,
met zijne lapzak, met zijne knapzak,
met zijne leren, van dirre dom dere,
met zijne leren laarsjes aan.
"Wat heb ik u misdreven, wat heb ik musdaan, ja daan,
en dat ik niet met vrede voorbij uw deurtje mag gaan?
Met mijne rijfstok, met mijne strijkstok,
met mijne lapzak, met mijne knapzak,
met mijne leren, van dirre dom dere,
met mijne leren laarsjes aan."
"Gij hebt mij niets misdreven,
gij hebt mij niets misdaan, ja daan,
maar moet mij driemaal zoenen,
eer gij van hier moogt gaan.
Met uwe rijfstok, met uwe strijkstok,
met uwe lapzak, met uwe knapzak,
met uwe leren, van dirre dom dere,
met uwe leren laarsjes aan.
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates