Fallih! Fallah!
En als op berm en branken
de nieuwe lente lacht en bloeit
dan ruist van wond’re klanken
veld en heide,
woud en weide,
waar bottend t'nieuwe leven broeit.
Dan springen de blaren de knoppen uit,
dan fluiten de vogelen nog zo luid:
Fallih! Fallah! Fallah! Fallih!
Ei! Bezinne de mei! De mei!
Ei! Bezinne de mei!
Doch streelt der vog’len zingen,
betovert weid’en woudenlied
‘k weet zoeter tonen klinken,
Liefd’akkoorden,
hemel woorden,
zelfs nachtegaal bezit die niet!
En wils du die horen, hier in ons gemoed,
daar zingt onze liefde nog eens zo zoet:
Fallih! Fallah! Fallah! Fallih!
Ei! Bezinne de mei! De mei!
Ei! Bezinne de mei!
Du, minne, zoete minne,
kom hier en ruste m’op t'herte thans!
Du draagt in hert en zinnen
bloeiende ranken,
bloeiende klanken,
woninge, zonnige lenteglans.
En wippen de vogels hun nesten uit,
toch zingt mij dijn herte nog eens zo luid:
Fallih! Fallah! Fallah! Fallih!
Ei! Bezinne de mei! De mei!
Ei! Bezinne de mei!
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates