Het waren twee koningskinderen
Volkslied omstreeks 1800
Tekst: uit Jan Frans Willems "Oude Vlaamsche Liederen", 1848
Het waren twee koningskinderen, zi hadden malkander zo lief!
Zij konden bijeen niet komen, het water was veel te diep.
Wat deed zij, zij stak op drie kaarsen, als ‘s avonds het dagelicht zonk:
“Och liefste, komt zwemt er over!” Dat deed ’s kongings zone was jonk.
Dit zag daar een oude kwene, een al zo vilijnig vel.
Zij ging er dat licht uitblazen, toen smoorde die jonge held.
“Och moeder, mijn liefste moeder, mijn hoofdje doet mij er zo wee!
Mocht ik er een wijle gaan wand’len, wandelen al langs de zee.”
“Och dochter, mijn liefste dochter, alleen en moogt gij daar niet gaan.
Maar wekt uwe jongste zuster, laat die met u wandelen gaan.”
“Och moeder, mijn jongste zuster is nog een zo kleine kind.
zij plukt er wel alle die bloemkens, die zij onderwege vindt.”
Zij plukt er wel alle die bloemkens, de bladerkens laat zij staan,
dan klagen die lieden en zeggen: “dat hebben ’s konings kinderen gedaan.”
“Och dochter, mijn liefste dochter, alleen en moogt gij daar niet gaan;
maar wekt uwen jongste broeder, laat die met u wandelen gaan.”
“Och moeder, mijn jongste broeder is nog een zo klein kind:
hij loopt er naar alle de vogels, die hij onderwege vindt.”
De moeder ging naar de kerke, de dochter die ging haar gang,
tot zij er bij ‘t water een visser, haars vaders visser vand.
“Och visser,” zo sprak zij, “visser, mijn vaders visserkijn,
gij zoudt er voor mij eens vissen, het zal u geloned zijn.”
Hij smeet zijne netten in ‘t water, de lodekens gingen te grond.
In ’t korte was daar gevisset ‘s konings zone, van jaren was jonk.
Wat trok zij van haren handen? Een vingerlink rode van goud.
“Houd daar”, zijde zij , “goede visser, “dez’ vingerling rode van goud.”
Zij nam toen haar lief in haar armen en kuste hem aan zijne mond:
“Och mondeken, kond gij spreken, och harteken waart gij gezond!”
Zij hield er haar lief in haar armen en sprong er met hem in de zee:
“Adieu” zei zij, “schone wereld, gij ziet er mij nimmer meer.
Adieu, o mijn vader en moeder, mijn vriendekens alle gelijk;
Adieu mijne zuster en broeder, ik vaar naar ’t hemelrijk.”
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates