Vlaamse liederendatabank

In het woud

In het woud, in het zonnige woud,
daar heb ik zo dikwijls Gods wond’ren aanschouwd!
Daar galmen de vogels met wonder geluid
ter ere van God hunne liedekens uit.
In het woud, in ’t bekoorlijke woud,
het heerlijk paleis door Gods almacht gebouwd,
daar zing ik zo gaarne, het klinkt daar zo schoon,
het windje, dat voert daar zijn lied naar Gods troon!

In het woud, in het heerlijke woud,
daar wijzen de kruinen der bomen zo stout
mij hemelwaarts henen naar Hem, die daar leeft;
zij zeggen mij. Zij zeggen mij:
“’t Is Hij die wasdom ons geeft,
’t is Hij die wasdom ons geeft.”

In het woud, in het geurige woud,
daar heb ik vol dank ’s Heren goedheid beschouwd.
Hij maakte mij Koning der Schepping zo schoon,
Hij maakte mij Koning der schepping zo schoon;
ik breng Hem vol liefde mijn huldebetoon.

In het woud, in het eeuwige woud,
daar heb ik de bomen mijn danklied vertrouwd.
Zij zetten al ruisend in ’t heerlijkst akkoord
ter ere van God mijne lofzangen voort!