In 't stalleke
Jezuke, lijdt Ge geen kou in het stalleke?
De ijskegels hangen aan de euzies van ’t dak.
De wind lotert nijdig aan voordeur en valleke.
Zo ‘k eens een vuurken ontstak?
Dank u, mijn kind, of het vriest dat het kraakt,
warm is de kluis waar een Moederke waakt.
Jezuke, wat zijn Uw oogskens bekreten!
‘k Kan dat niet zien, toe, vertrouw mij Uw nood.
Lijdt Ge soms honger en wilt Ge wat eten?
Hier hebt Ge melk en wat brood.
Dank u, mijn kind, maar hoe sober ze ’t moet,
‘k word toch zo wel door mijn Moeder gevoed.
Jezuke, ’t ziet er hier kaal uit en pover,
arm blijkt Ge alvast en van alles ontriefd.
‘k Ben wel niet rijk, maar ik heb toch wat over.
Hier zie, neem aan, als ’t U blieft.
Dank u, mijn kind, wees om mij niet beschard;
Wat ik wou hebben, toe geef me ‘t, uw hart.
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates