Vlaamse liederendatabank

Jagerslied

Wij trekken op voor dag en dauw
en laten huis en haard.
Een ander hange aan kind en vrouw,
wij trekken op voor dag en dauw
en kruisen onvervaard
door heiden en weiden, door zanden en groen.
Wij hebben geen wegen vandoen.

Wij jagen achter ’t vluchtend ree
en geven wond op wond.
Een ander zeile door meer en zee,
Wij jagen achter ’t vluchtend ree
en vellen ’t op de grond
En beuren en sleuren het heen door het groen.
Wij hebben geen knechten vandoen.

Gelijk een vogel in zijn vlucht,
zo vrij zijn wij in ’t veld.
Daar geven wij ons hartje lucht.
Gelijk en vogel in zijn vlucht,
is ’t ook met ons gesteld.
Wij rusten naar lusten in ’t lommerig groen.
Wij hebben geen leger vandoen.

Wij leggen aan in dorp en vlek
en zingen ’t jagerslied.
Voor ons ontsluiten zich poort en hel.
Wij leggen aan in dorp en vlek,
waar men ons welkom biedt.
Daar strelen w’en stelen wij menige zoen.
Dat hebben wij ook soms vandoen.