Malheureuse minnedagh
Desen soetsten somertyt
had ick een liefken opgevryt.
O godlic liefken!
Souden saemen wandelen,
souden minne handelen.
O godlic liefken!
Ooghskens waren, och so blaeu,
hertken swack beswyckt so gauw.
O godlic liefken!
Weet een bancxken onverlet,
als een bedje daer gheset.
O godlic liefken!
Dan een loosen lommerboom:
light ons liefde daer niet vroom,
o godlic liefken?
Verder weet ick och so mooy,
hutteken vol gheurich hooy...
O godlic liefken.
Als twee blomkes sy aen sy…
Ay die twee ooghskens so op my...
O godlic liefken!
"Weet een bancxken ghenen kant..."
Lei een kusjen in heur hand.
O godlic liefken!
Ginghen, och, hoe clopt dat hert...
Liefken, wee ons, wat een smert:
't bancxken is henen.
Troost je, lief, ick weet een boom:
daer te minnen, wat een droom…
Hy lag ontworteld.
Troost je, lief, ick weet so mooy
hutteken vol gheurich hooy,
o godlic liefken.
Quamen aen ons hutjen aen.
Lacie, 't lief moest huyswaerts
gaen met dulle kiespyn.
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates