Schipperke van de Schelde
“Schipperke van de Schelde
Schipperke lief: o-he!
‘k Wou zo graag nog over:
zeg mag ik met je mee?
Op het woelend water
vrees ik geen gevaar,
als ik u zie zitten
aan het riemenpaar.”
Op de Schelde danst een bootje
over tuimelgolfjes heen
en het draagt twee jonge mensen,
ja… wie weet waarheen?
Wie weet waarheen?
Wie weet waarheen?
Ha ha! waarheen?
Schipperke van de Schelde,
‘t schipperke lief heur zei:
“’k Neem je veilig mede
ginds naar de overzij.
Kijk mijn riem hoe snedig
die door ‘t water plast
en hoe licht mijn bootje
draagt je lieve last.”
Op de Schelde danst een bootje
over tuimelgolfjes heen
en het draagt twee jonge mensen,
ja… wie weet waarheen?
Wie weet waarheen?
Wie weet waarheen?
Ha ha! waarheen?
“Schipperke van de Schelde,
schipperke lief: je fooi.
‘t Was wel kort het tochtje,
doch het was enig mooi.”
“Jij moet niet betalen,”
zei de veerman toen,
maar hij bood zijn wang aan
en… hij kreeg een zoen.
Op de Schelde danst een bootje
over tuimelgolfjes heen
en het draagt twee jonge mensen,
ja… wie weet waarheen?
Wie weet waarheen?
Wie weet waarheen?
Ha ha! waarheen?
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates