Schoon Vlaanderland
De lente rolt de winter op:
schoon Vlaanderland ontwaakt.
En den en ven en hei en wei
naar zon en zomer haakt.
De bossen waaien wierook rond:
de meiboom stat gesierd.
De koster leidt een bedevaart:
Maria wordt gevierd.
Schoon Vlaanderland,
mijn heimatland,
al paradijs en lustwarand,
zijt gij, blijft gij voor mij!
Het must en vinkt en leeuwerikt,
het kwaakt in poel en plas.
De beemden dragen in ornaat
hun nieuwe groene jas.
De berken zijn een waterwal
van teer en gelig groen.
En vóór zijn hoeve rookt de boer
zijn pijpke op de noen.
Schoon Vlaanderland,
mijn heimatland,
Al paradijs en lustwarand,
zijt gij, blijft gij voor mij!
Het beekje stoeit door 't lenteland
gelijk een meisjeslach.
Het drinkt zich zonnezat en leeft
een Breugeliaanse dag.
Het beekje zwijmelt naar de zee:
o Vlaanderland, goed heil!
Gij, zilv'ren lint door 't beemdendal
van 't heerlijk land van Tijl.
Schoon Vlaanderland,
mijn heimatland,
Al paradijs en lustwarand,
zijt gij, blijft gij voor mij!
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates