Van drie koningen
Daar waren eens drie koningen, die kwamen van heel ver.
Ze stapten dapper door de sneeuw, met pak en zak ster.
Ze klopten aan Herodes’ deur en die schijnheiligaard,
schonk rap voor elk een druppel in en lachte in zijn baard.
Ze goten glas na glaasje in hun koninklijke maag
en hadden toen het morgen werd een stuk in hunne kraag.
Toen zij Herodes met een spot die speelde rond zijn mond:
“Zodra ge ’t Kind gevonden hebt, meld het mij terstond.”
Zo toog het drietal arm in arm op zoek naar God de Heer.
De sterre die hen voren ging, nu danste op en neer
en Caspar zong een vrolijk lied en Melchior floot mee,
maar Balthasar die had de hik en kloeg o wee, o wee!
Maar al meteen verscheen een licht, nog feller dan de dag.
Daar klonk een stemme die hen sloeg, gelijk een donderslag.
Toen z'hoorden hoe Herodes hen wou leiden bij de neus,
toen brandden in hun mage al de druppels van die geus.
Ze stuurden naar die vuile vent een luxe telegram:
"Bedankt voor uw jenever, die ons goed en wel bekwam.
We vonden hier een Kindje, maar een ezel ook erbij
en die is veel plezanter en wat slimmer nog dan gij!"
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates