Van 't maseurke
Daar stak, op een morgen, een jong maseurke
zijn kapke door een spleetje van ’t kloosterdeurke.
Cantemus Dominum!
Die wang’tjes, ze waren zo bleek, zo bleek.
En ’t draaide zijn hoofdje en het keek, het keek
naar alle kanten om…
Cantemus Dominum!
En ginder, ei zie! Aan de kerk bezijden,
daar zag het er een huwelijkskoetsje rijden.
Cantemus Dominum!
Hoe glimmend dat bruidje in ’t wit, hel wit!
Hoe pronkend in ’t zwart gelijk git, daar zit
de fiere bruidegom!
Cantemus Dominum!
En verder daars tak het zijn kapke door ’t deurke
en ’t stond op zijne teentjes, het bleek maseurke.
Cantemus Dominum!
“Hoe zoet is de tucht, kloeg het aangedaan,
in ’t klooster van Sinte Arjaan, Arjaan,
o zalig heiligdom!”
Cantemus Dominum!
Toen heeft het zijn hoofdeke ingetrokken,
om rappekes het deurke weer toe te snokken.
Cantemus Dominum!
Het kropt’ in zijn keelke van grote nood.
En ’t krijste zijn oogjes zo rood, zo rood!...
Ach, bleke kloosterblom!
Cantemus Dominum!
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates