Vier weverkens
Vlaams volkslied, opgetekend door Pol De Mont, Wambeek, 1889
Vier weverkens zag men ter botermarkt gaan
En de boter die was er zo diere.
Zij hadden geen duitje meer in hunne tas
En ze kochten een pond sa vieren.
Schiet spoele, sjerrebekke, spelza.
Djikke djakke, kerrekoltjes klits klets
En ze kochten een pond sa vieren.
En als zij dat boterken haden gekocht,
Zij en hadden er vier platelen.
Zij spraken dat vrouwken zo vriendelijk aan,
Om hun boter in vieren te delen.
Schiet spoele, sjerrebekke, spelza.
Djikke djakke, kerrekoltjes klits klets
Om hun boter in vieren te delen.
"Wel geren," zei ‘t vrouwken, "zal ik u dat doen.
Ja, zo wel als een vrouwken vol eren.
Want ik weet wel wat er de weverkens zijn
En de weverkens zijn geen heren."
Schiet spoele, sjerrebekke, spelza.
Djikke djakke, kerrekoltjes klits klets
"En de weverkens zijn geen heren."
Wat zouden de weverkens heren zijn,
Zij en hebben nog goed noch erven!
En kruipt er een muisken in hunne schapraai,
Van honger zo moet het er sterven.
Schiet spoele, sjerrebekke, spelza.
Djikke djakke, kerrekoltjes klits klets
Van honger zo moet het er sterven.
En als dan dat muisken gestorven is,
Waar zullen zij dat begraven?
Al onder de weverkens hun getouw
En het grafken zal roskens dragen.
Schiet spoele, sjerrebekke, spelza.
Djikke djakke, kerrekoltjes klits klets
En het grafken zal rooskens dragen.
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates