De koekoek en de nachtegael
De koekoek in de mei,
die hoorde de nachtegaal fluiten
en op zijn stemmeke tuiten.
Hij zei: "Gij klein gebras,
wat komt al dit stoffen te pas?
Gij zijt te hoveerdig,
mijn stem is ook weerdig geprezen,
maar zie, ik en roem daar op niet.
Dus zwijg, dus zwijg, dus zwijg
eer dat gij van mij veel verwijtingen krijgt."
Maar de nachtegaal sprak:
"Koekoek, hou uw gemak,
want gij zijt tegen mij veel te zwak.
Als ik kom tierelieren,
verheugen zich mensen en dieren,
maar gij, maar gij, maar gij,
't is koekoek! geheel de maand mei;
maar gij, maar gij, maar gij,
gij maakt niet één vogelke blij.
Al die u aanhoren, die zouden zich storen:
dus kruip in de hoek, o gij droeve koekoek.
Of, als je uw bek nog niet en stilt,
en dat ge u voor mij niet vernederen wilt,
zo roep ik de vogels tegaar,
om ons te vonnissen onder malkaar.
Welaan! Welaan! Welaan!"
De koekoek die sprak:
"Zo gezeid, zo gedaan"
en zij zijn henen gegaan.
De vogels kwamen tezaam
en als zij nu waren gezeten,
zo liet men de nachtegaal weten,
dat hij mijn zijn stemmeke gauw,
het eerste kauwetteren zou.
Hij zong met veel iever,
hoe langer, hoe liever,
hij miek met zijn bek menig aardige trek.
Hij zong, hij klong, hij sprong,
hij draaide zijn steertje en wrong zijne tong.
Maar de koekoek op 't letst
deed wonder zijn best,
doch 't en was niet als koekoek! koekoek!
't was koekoek! 't één op het ander.
De vogels bezagen malkander;
maar zie, maar zie, maar zie,
't Was koekoek! en anders ook niet;
maar zie, maar zie, maar zie,
zij kregen op 't letste verdriet.
De koekoek was blij, want hij meende dat hij
al de vogels getrokken had op zijne zij!
Het vonnis was, dat de nachtegaal was
fraaier van tonen en zoeter van taal,
maar 't koekoekske van overlang
vaster in maat en kloeker in zang.
Hiermee, hiermee, hiermee
vertrok elk vogelke naar zijne steê
en zo was alles in vreê.
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates