De zanger
De vedel aan de zijde, het lied in ziel en mond,
zo zwierf de zanger rond, al in de oude tijde.
En riep hem stem en schalenklang, te midden leutig feestgedrang,
daar dee dhij 't snaartuig ronken vol tov'rend harmonie.
En zong de zielen dronken van klang en poëzie.
En zong de zielen dronken van klang en poëzie.
Nog zwerft alhier de zanger en doolt stilzwijgend rond,
doch houdt hij zijne mond, zijn ziel is lied'renzwanger.
Zweeg vreemd gezang en dorperlied, verstiet men zijne tale niet,
nog zou de zwerver komen en rijzen in de zaal,
vol beelden en vol dromen en klang en bonte taal.
Vol beelden en vol dromen en klang en bonte taal.
Weer zong hij u de sagen van uit de oude tijd,
der helden grootse strijd en grootser nederlagen:
De lichte sprook met vroede zin, het lied der abele dichtermin,
het lied ons ingeschapen, dat niemand zingen dorst:
Het lied der Dietse knapen dat smacht in veler borst.
Het lied der Dietse knapen dat smacht in veler borst.
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates