Gelijk de vlinder
Gelijk de vlinder, bedwelmd van geuren,
een stonde op 't randje des bloemkelks rust,
en honigdronken vergeet te nippen
en vleugel klappert van wonne en lust;
Zóo welt almachtig mijn gansche ziele
mij naar de lippen, Als gij die kust,
spreidt op uw mondje haar wiekjes open,
twee laaiende vlammen, twee laaiende vlammen,
door niets, door niets gebluscht
door niets gebluscht.
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates