Lente

Ze stond in ’t open deureke met blozend lief gelaat
en zong een lustig liedeke op trippelende maat.
Het blonk zo fris vol zoetemin, zo jeugdig en zo blij
en al de vogels zongen mee in ’t zonneke van de mei.
En al de vogels zongen mee in ’t zonneke van de mei.

Ze vroeg “Och liefste lieveke, hoor mij en stondje aan
en schenk mij gans uw harteke; wij zullen saam dan gaan.”
Het smeekte bang vol zoetemin, zo hartelijk en vrijdag
en al de bloemen smeekten mee in ’t zonneke van de mei.
En al de bloemen smeekten mee in ’t zonneke van de mei.

En weet mijn teder engelke, als gij mijn vrouwtje zijt,
zal ik u zachtjes troetelen en minnen voor altijd.
Het juichte fier vol zoetemin, zo jeugdig en zo blij
en al de krekels juichten mee in ’t zonneke van de mei.
En al de krekels juichten mee in ’t zonneke van de mei.

Ze stond verrukte te luisteren; ‘k ging dan bij haar en toen
gaf ik haar op het mondeke een flinke malse zoen.
Zij schaterde vol zoetemin, zo hartelijk en vrij
en heel de lente zoende mee in ’t zonneke van de mei.
En heel de lente zoende mee in ’t zonneke van de mei.


Contact
Algemeen Nederlands Zangverbond
Collegelaan 106
2100 Antwerpen
  • 03 237 93 92
  • info@anz.be
Een samenwerking tussen

Algemeen Nederlands Zangverbond, Studiecentrum voor Vlaamse Muziek en Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Met de steun van de Vlaamse Gemeenschap.