Wat hangt gij daar te praten
Wat hangt gij daar te praten aan die blomme, o bruine bie;
waarop, waaruit, waarover ik u ronken hoor, en zie?
Gij zijt er met uw neuze en met uw' tonge al in gegaan;
gij hebt er aan geroken en van alles aan gedaan,
daarom, daarin, daarover, op uw' vlerken alle twee:
Ik wonder hoe die blomme U laat geworden, zoo ter lee!
Och, ware ik in heur' plaatse, ik hiet U varen, en ik sloot
zoo seffens al dat werk, al dat geruchte uit mijnen schoot,
en 'k 'Rap, uit mijnen weg en uit mijn zunne, dat ik zie:
houdt op, en laat mij werken, of ik strale u" zei de bie.
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates