Magnificat
Hoe heerlijk de morgen! Een zuchtje bijst,
De nevelen wijken: de zonne rijst!
Als ziedend zilver schiet haar schicht;
De linden druipen van louter licht!
Nu loof, mijn ziel, den Heer
om ál het schoon dat Hij geschapen heeft;
nu loof, mijn ziel, den Heer
om ál wat bloeit en groeit en leeft!
Hoe ruischt op den noen uit gloeiwitten trans
Op beuken en berken een vlammenglans!
Zoo wonnig koestren zich heide en woud;
Het reuzlende koren rijpt geel als goud.
Nu loof, mijn ziel, den Heer
om ál het schoon dat Hij geschapen heeft;
nu loof, mijn ziel, den Heer
om ál wat bloeit en groeit en leeft!
Nu zijgt als een zegen de navond neer,
De dennen prevelen: "Lof u Heer"
De nachtegaal jubelfluit hoor hem slaan!
En bleek aan de blauwe kim bloeit de maan.
Nu loof, mijn ziel, den Heer
om ál het schoon dat Hij geschapen heeft;
nu loof, mijn ziel, den Heer
om ál wat bloeit en groeit en leeft!
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates