Wat ik bemin
Ik min een woon, een kleine woon,
In Vlaanderland gelegen,
Daar klonk mij weleer eerste toon,
Het eerste liedje tegen.
Daar spraken nooit, in zuur noch zoet,
Mijn ouders tegen mijn gemoed.
O dierbaar huis, gedekt met riet,
Aan U mijn groet, aan U mijn lied.
O dierbaar huis, o dierbaar huis,
Aan U mijn groet, aan U mijn lied.
Ik min een land, een zoet gewest,
Besproeid door Maas en Schelde
Daar heeft de deugd een troon gevest,
Die nimmer kraakte of helde.
Daar greep men een wen lang het zwaard,
voor eigen heerd en eigen aard
O Vaderland, hoe nauw van grens,
Aan U mijn hert, mijn wil en wensch!
O Vaderland! O Vaderland!
Aan U mijn hert mijn wil en wensch!
Ik ken een taal, lief als een kind,
Die wij in eere houden
Soms ruischt zij zacht, als de avond wind,
Die lispelt in de wouden.
Soms dreunt zij als een donderknal,
Als 't bruisen van een waterval.
O Moedertaal, o eigenlied,
Het Vlaamsche volk verleert u niet!
O Moedertaal, o Moedertaal,
Het Vlaamsche volk verleert u niet!
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates