Kerlentrots

Ik ben niet hovesch, ik ben niet fijn;
Mij lust geen flauw bescheed;
Mijn taal is ruw en grof mijn kleed,
Maar taal en kleed is mijn.
'k Heb eerst op eigen grond gebouwd,
En dan gevrijd, gezoend, getrouwd.
'k Ben Kerel, hoesa! 'k leef vroo en vrij
Blij roggenen kant en schotel brij,
Een stukje kaas of spel daarbij,
Dat is de trant naar onze tandt,
't Gebruik van 't oude Kerlingaland.
Hoesa! derira hoesa! hoesa!

'k Laat mij niet paaien met enkel schijn
Mijn vrouw is blozend rond;
mijn kind is kloek en kerngezond,
En vrouw en kind is mijn.
Zij geeft den zuigling de volle borst,
En hij mag drinken naar lust en dorst.
'k Ben kerel, hoesa! Kerlinne is zij!
Een roggenen kant een schotel brij,
Een stukje kaas of spek daarbij,
Dat is de trant naar onzen tand,
't Gebruik van 't oude Kerlingaland.
Hoesa! derira hoesa! hoesa!

Zoo is 't en mag het wel immer zijn,
Zoo is het leven schoon;
Wat ik verwerf, dat erft mijn zoon,
Want mijn gewin blijft mijn.
En is mijn kroost van harte Dietsch,
Dan hoeft het op de wereld niets.
Een kerel, hoesa! leeft vroo en vrij
Bij roggenen kant en schotel brij
Een stukje kaas of spek daarbij,
Dat is de trant naar onzen tand,
't Gebruik van 't oude Kerlingaland.
Hoesa! derira hoesa! hoesa!


Contact
Algemeen Nederlands Zangverbond
Collegelaan 106
2100 Antwerpen
  • 03 237 93 92
  • info@anz.be
Een samenwerking tussen

Algemeen Nederlands Zangverbond, Studiecentrum voor Vlaamse Muziek en Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Met de steun van de Vlaamse Gemeenschap.