Aan een viooltje
Vioolken, vioolken, o bloemeken teer,
Wat buigt gij zoo diepjes uw kruintje ter neer?
Uw geur is zoo lief en uw bladje zoo schoon
Gij moogt het; ga, spreid uwe kleurtjes ten toon:
O neen, ik, o neen, spreekt 't bloemeken kleen
O neen, ik, o neen, spreekt 't bloemeke, kleen
Vioolken, vioolken, o bloemeken net,
Waar wilt gij dat ik u ten schitteren zet?
Zeg, wilt gij in 't kunstige bloemhofje staan
Waar rijkaart den blik op uw blaadjes zal staan?
O neen, gij, o neen, spreekt 't bloemeken kleen
O neen, gij, o neen, spreekt 't bloemeken kleen
Vioolken, Vioolken, o bloemeken mooi
Waar spreidt gij dan liefst uwen nedrigen tooi?
Zeg, wilt gij dat ik in een potjen u stell'
Maria ter eer in de stille kapel?
Ja, daar wil ik zijn, spreekt 't bloemeken fijn
Ja, daar wil ik zijn, spreekt 't bloemeken fijn.
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates