Lief duifken
Lief duifken, gij, die piept door 't hout
Uw nestje bouwens in de linde,
Ontvlucht niet weg en zeg me stout:
hebt gij gezien mijn welbeminde?
Waar is ze heen? Wien noemde zij?
Lief duifken, kom en zeg het mij.
Wien noemde zij? Waar is zij hene
Lief duifken, zeg het mij allene.
Lief duifken, gij, die klaagt zoo teer
Uw nestje bouwens in de linde
geef me uit uw vleugellijn een veer:
ik schrijf' nen brief aan mijn beminde
Als hij zal schoon geschreven zijn,
krijgt gij uw vêerken duifken mijn;
als 't zal gezegeld zijn mijn briefken,
krijgt gij uw veerken weer, mijn liefken.
Lief duifken, gij, die vliegt zoo snel
Uw nestje bouwend in de linde.
Kom eens beneen en staak uw spel,
Dees briefken is voor mijn beminde
O draag haar gauw uw zoete vracht,
Lief duifken, want mijn herte wacht,
O draag het gauw en blijf niet lange
Lief duifken, of mijn herte wierd bange.
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates