Ring-king
Hoort gij dien ronk van ijzer, Ring-king?
Nu luider, en dan lijzer, Ring-kind?
't Is in die smisse, ring-king-king,
Dat ik te vrijen ging.
Het aambeeld spuwde gensters, Ring-king,
Een meisje wiesch de vensters, Ring-king,
En ik vergat den ring-king-kind,
alom dat lieve ding.
Ik volgd' haar in de kamer, Ring-king,
Daarnevens viel de kamer, Ring-king,
Haar vader smeedde, ring-king-king,
Zijn dochterken 'nen ring.
Hij smeedd'hem, dat hij vaste, Ring-king,
Op mijnen vinger paste, Ring-king
En dat er met 'nen ring-king-king,
Zijn dochterken aan hing.
Nu dicht ik voor mijn vrouwke, Ring-king,
Een aardig douw-douw-douwke, Ring-king,
En zie, 't is van den ring-king-king,
Dat ik haar wieglied zing.
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates