Huwelijkslied
Geluk aan u, o, Echtelingen,
voorspoed en vreê zij steeds uw lot!
Dien wensch kom ik u thans bezingen,
nu gij vereenigd zijt voor God.
Leeft lang in dugd, telt heilzaam' jaren;
dat nooit een druk uw' harten raakt!
Wilt steeds de liefd' met d'eendracht paren,
't geen 't geluk der getrouwden maakt.
Wilt steeds de liefd' met d'eendracht paren,
't geen 't geluk der getrouwden maakt.
Gij, Bruidegom, zijt uit verkoren
om uwe gade, teêr en schoon,
door eigen voorbeeld te bekoren,
dan vindt ge in haar eens uwe kroon.
Haar steun behoort gij steeds te wezen,
met haar te deelen lief en leed;
zoo worde uw' deugd alom geprezen,
Die wondren van verkleegdheid deed.
zoo worde uw' deugd alom geprezen,
Die wondren van verkleegdheid deed.
En gij, die wij de Bruid nu noemen,
Betreed met moed uw nieuwe baan;
Zij moge altijd, bestrooid met bloemen,
Uw' schreden met genot belaan.
In d'haarsteê zult g'uw troon steeds vinden,
Uw koninkrijk zal zijn uw' woon,
Waar zoete vreugd der eensgezinden
Zal strekken tot een duurbaar loon.
En vindt ge eens onheil op uw wegen,
Wendt U tot God in uw verdriet;
Vraagt Hem dan Zijnen milden zegen,
Want Hij verlaat de zijnen niet.
Stapt in uw' boot en wilt niet schroomen,
't Zeil bij den wind, het roer in d'hand;
En vreest noch klip noch felle stroomen:
met dien heilwensch steekt van kant!
En vreest noch klip noch felle stroomen:
met dien heilwensch steekt van kant!
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates