Boerinnenleven
Wij wippen uit ons lange pluimen
Zoodra het eerste haantje kraait,
En zorgen dat in moeders keuken
Weldra een lekker vuurtje laait.
Met haaste treden w'in de stallen
En dragen malsche klaver aan.
Hoe leutig kan dan in den emmer
De warme melk aan 't zingen gaan.
Sa God gedankt voor dat plezante leven
En voor die rozen op ons wangen.
Houdt Hij zijn deurke later open,
Wat kunnen wij nog meer verlangen.
Wij dragen 't eten naar de pikkers
Die braden in den zonneschijn,
En gieten water aan de bloemen
Die knikken voor het raamkozijn.
Wij leeren 't kind met nette kleeren
En welgezind ter schole gaan.
Soms zitten wij nog laat te naaien
Vooreer het licht wordt uitgedaan.
Sa God gedankt voor dat plezante leven
En voor die rozen op ons wangen.
Houdt Hij zijn deurke later open,
Wat kunnen wij nog meer verlangen.
Boerinnendagen op den buiten,
Daar hebben wij een tandje voor.
Daar valt gewoonlijk wat te leeren
En ook wat pret te rapen, hoor!
Onvlaamsche zeden, negerdansen
Verlokken ons gezelschap niet:
Ons voetje wijst op de oude wegen
En naar het "houw en trouw" gebiedt.
Sa God gedankt voor dat plezante leven
En voor die rozen op ons wangen.
Houdt Hij zijn deurke later open,
Wat kunnen wij nog meer verlangen.
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates