'k Ben Trezeken van boer Verlaan
'k Ben Trezeken van boer Verlaan.
We wonen ginder langs de baan:
Een hofken, klein maar proper.
De vloer is altijd schoon geschuurt,
En als het zonneken binnen gluurt,
Dan straalt, als goed, ons koper;
Ik zorg daarvoor, want, vlug en gauw,
Steek ik de handjes uit de mouw.
Zwaaien doen mijn rokskens,
Klepren doen mijn blokskens.
Blijgezind, blijgezind,
Als een vroolijk, lustig kind!
Met het korfken zwaar belaân,
Ziet ge naar de markt mij gaan.
Blijgezind, blijgezind,
Als een lustig kind!
De boerenstiel die is vandaag
Niet meer, lijk 't vroeger was, een plaag
Waar niets mee was te winnen.
Een boerken voor den oorlog was,
Lijk het toen ging, vaak schraal bij kas,
En zat dan te verzinnen:
"Te Bâmis, 'k weet niet hoe ik dan
Mijnheer zijn pacht betalen kan."
Zwaaien doen mijn rokskens,
Klepren doen mijn blokskens.
Blijgezind, blijgezind,
Als een vroolijk, lustig kind!
Met het korfken zwaar belaân,
Ziet ge naar de markt mij gaan.
Blijgezind, blijgezind,
Als een lustig kind!
't Was vijf centiemen voor een ei,
De boter kostte een frank of drij,
En hadt ge een zwaar, vet verken,
't Werd door den slachter weggehaald.
En ook al even slecht betaald.
't Was triestig toen te werken...
Ge hadt op 't einde van het jaar,
Geen honderd franken bij mekaar.
Zwaaien doen mijn rokskens,
Klepren doen mijn blokskens.
Blijgezind, blijgezind,
Als een vroolijk, lustig kind!
Met het korfken zwaar belaân,
Ziet ge naar de markt mij gaan.
Blijgezind, blijgezind,
Als een lustig kind!
Maar nu, nu is het andere thee,
Nu brengt het boeren centen meê;
Nu zijn het boerenjaren!
Vijf dagwand hadden we in den tijd
En nu - het mag hier wel gezeid -
Nu hebben we acht hectaren,
En daarbij nog, ons Heer zij dank,
Te Brussel, duiten op de bank.
Zwaaien doen mijn rokskens,
Klepren doen mijn blokskens.
Blijgezind, blijgezind,
Als een vroolijk, lustig kind!
Met het korfken zwaar belaân,
Ziet ge naar de markt mij gaan.
Blijgezind, blijgezind,
Als een lustig kind!
We hadden vroeger niet veel keus,
En dikwijls ging 't langs onzen neus,
Als wij aan trouwen dachten.
Maar nu, nu is de kaart gekeerd,
En de ondervinding heeft geleerd,
Dat velen naar ons trachten.
Want 't boerenmeisje, dat heeft thans
Meer als een steedsche juffer, kans.
Zwaaien doen mijn rokskens,
Klepren doen mijn blokskens.
Blijgezind, blijgezind,
Als een vroolijk, lustig kind!
Met het korfken zwaar belaân,
Ziet ge naar de markt mij gaan.
Blijgezind, blijgezind,
Als een lustig kind!
't Wordt tijd dat ik nu verder ga,
De botermarkt begint weldra;
Dus mag 'k hier niet meer talmen.
En als ik straks naar huis toe keer,
In 't beursken, honderd franken meer,
Zal 't liedje blijde galmen:
Het liedje dat wij in refrein
Hier zingen nu we samen zijn.
Zwaaien doen mijn rokskens,
Klepren doen mijn blokskens.
Blijgezind, blijgezind,
Als een vroolijk, lustig kind!
Met het korfken zwaar belaân,
Ziet ge naar de markt mij gaan.
Blijgezind, blijgezind,
Als een lustig kind!
Ik ben dus Trezeken Verlaan,
Zeg mij, sta 'k iemand van U aan...
Komt mij dan ens bezoeken.
'k Ben net en fier, maar voor 't besluit,
Ik ben toch ook geen ijdeltuit,
Die droomt van modeboeken.
En als ik trouw, is 't met een gast,
Die aan een Vlaamsch boerin'ken past.
Zwaaien doen mijn rokskens,
Klepren doen mijn blokskens.
Blijgezind, blijgezind,
Als een vroolijk, lustig kind!
Met het korfken zwaar belaân,
Ziet ge naar de markt mij gaan.
Blijgezind, blijgezind,
Als een lustig kind!
Copyright © 2018 - Alle rechten voorbehouden - Algemeen Nederlands Zangverbond
Lay-out door Lien Alaerts en OS Templates