De kleine bronnen

De kleine bronnen,
die hier en daar den bodem ontspringen,
ze zijn zoo klaar,
en hoort, hoe ze zingen
ze zijn zoo rein,
en hoort, hoe ze zingen.

Een murmlend juichen is hun lied:
ze stoeien zoo blijde,
en dartlen met hun kleinen vliet
aan 's heuvels zijde.
Jochij! Jochij! Jochij!
ze zijn zoo jong,
ze zijn zoo vrij!
ze zijn ze zijn zoo vrij!

Ze huppelen over keitjes heen,
en kussen en kozen de kleine bloemen
die, waar ze treên,
welriekend blozen
die, waar ze treên,
welriekend blozen.
's daags leven ze tusschen zonneglans
en koele koele schaûwe,
en spieglen 's nachts den ether trans,
den hemels blauwe.
Jochij! Jochij! Jochij!
ze zijn zoo jong,
ze zijn zoo vrij!
ze zijn ze zijn zoo vrij!

Doch ziet, beneden in de beemden
stroom reeds loeren,
die, dra de bronnen gevangen neemt,
en meê, en meê zal voeren...

O bronnekens, juicht maar!
't einde uwer vreugd is in de nabijheid!
o dartelt en stoeit:
zoo kort zoo kort
is de jeugd,
zoo kort de vrijheid.
Jochij Jochij! Jochij!
ge zijt nog jong,
ge zijt nog vrij,
ge zijt, ge zijt nog vrij!


Contact
Algemeen Nederlands Zangverbond
Collegelaan 106
2100 Antwerpen
  • 03 237 93 92
  • info@anz.be
Een samenwerking tussen

Algemeen Nederlands Zangverbond, Studiecentrum voor Vlaamse Muziek en Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Met de steun van de Vlaamse Gemeenschap.