Karel Van Den Woestijne
(Gent 1878 - Zwijnaarde 1929)
Vlaams schrijver.
Aan mejonkvrouw M. Ontrop
Avond-lied
Harmonica der zeven weeën, drenzende zong, schrijnend lied,
met iedere noot als eene wonde, klacht die schril was in den
onweersavond, en zoo pijnlijk vlasch: waarom hebt gy
gezongen, harmonica die zoo treurige lente zongt in den
avond, arme harmonica als een menschen hart, harmonica
die wordt gelijk mijn mond die zingt, harmonica der zeven
weeën? ...
Heel de dag was geweest als een hol huis om mij, alles een
Dreunend om-rondend geruisch, iedere beweging een zinderend
Gezoem in mijnen ooren, een natrillen, kring om kring, in de klok
Mijner hersenen.
En nu, in den gezakten avond die een onweer broeit, ik,
Nauwelijks buitengekomen in die leege stilte, luchte-loos, waar
Ik me groeien voel, en boven de aarde: nu die zang eener har-
Monica in de handen van een of anderen koeien die zijn vredig
Zijn, en zijn fantazie, wilde zeggen in dezen schamperen zang...
De avond is ijl en moe. De hoeven zijn geknield in de grijste.
De boomen zijn stil.
Maar ik ben niet stil, en die harmonica is niet stil. Ik
Zoek angstig eene vrede, te maken een angst een vrede...En
Een harmonica schrijnt, zingt angstig eene vrede, keert
Vrede in angst, maakt vrede tot nieuwen angst: harmonica
Gelijk mijn avond die zingt, harmonica gelijk een menschen-
Hart, arme harmonica der zeven weeën...
Karel Van De Woestijne
Sinte-Martens-Laethem-aan-de-Leie
20 Juni 1901
Klik op de foto om het te vergroten